Dit gebouw was oorspronkelijk de zetel voor de rentmeester en diende tevens als graanschuur voor de abdij van Cambron in Henegouwen. Evenals de andere Cisterciënzer abdijen had ook Cambron veel eigendommen in het land van Hulst en hiermee recht op delen van de graanopbrengsten. Het gebouw werd in de tweede helft van de zestiende eeuw gekocht door de abdij. Eind achttiende eeuw kwam het pand in handen van particulieren. In de zijgevel zijn tekens van geglazuurde bakstenen te zien. Mogelijk stellen ze odalrunen voor, tekens ter afwering van onheil. Tegenwoordig is het pand in gebruik voor commerciële doeleinden en dus in particuliere handen.