In het 's Landshuis zijn sinds juni 2022 het Museum Hulst en het Toeristisch Infopunt gevestigd.
Dit statige huis is gebouwd rond 1665 en kende vele bewoners: het was de zetel voor het bestuur van Hulsterambacht. Dat was het platteland gelegen rond de stad Hulst. In de achttiende eeuw kreeg het pand zijn huidige gevel en torentje.Rond 1800 werd Hulsterambacht opgeheven en de wapenschilden boven de monumentale ingangspartij weggekapt. Het pand werd zetel en woning van achtereenvolgens de Vrederechter en de Kantonrechter. Ook de marechaussee, die verantwoordelijk was voor het handhaven van de orde in het land van Hulst, woonde hier. Het pand was destijds ook Huis van Bewaring. De gevangenissen op de eerste verdieping en in de aanbouw getuigen daar nog van.
's Landshuis geschiedenis
Hulster Ambacht
Het platteland rondom de stad werd in vroeger eeuwen bestuurd door de magistraat van Hulster Ambacht. Die magistraat had gezag over het gebied gelegen tussen Westerschelde in het noorden, het Land van Saeftinghe in het oosten , de huidige landsgrens in het zuiden en in het westen een denkbeeldige lijn die was getrokken door de Stoppeldijk-, Riet- en Wulfsdijk- en Ferdinanduspolder. Binnen dit gebied waren alleen de stad Hulst en de baronie Sint Jansteen "onafhankelijk".
Zij hadden elk een eigen magistraat die evenveel macht had als die van Hulster Ambacht. Verder heerste in dit gebied nog de magistraat van de Polder Namen, maar die had slechts beperkte macht en moest in criminele zaken, het Hulster Ambacht boven zich dulden. Al deze magistraten mochten recht spreken over de eigen onderdanen, wetten maken, verordeningen opstellen en belastingen heffen.
Als zijn permanente vertegenwoordiger stelde de graaf een baljuw aan, die samen met d schepen de rechtbank (= vierschaar) vormde. De wijze van benoemen van de leden van de magistraat verandere pas na de verovering van het ambacht door Prins Frederik Hendrik in 1645. Sindsdien werden de baljuw en de schepenen benoemd door de Staten-Generaal in en Haag. De baljuw voor het levene, de schepenen voor een periode van 2 jaar.
De magistraat van Hulster Ambacht zetelde in het pand van 1795, het jaar waarin de Franse "revolutionaire legers" een einde maakten aan alle bestaande besturen. Het gebied werd ingelijfd bij Frankrijk en omgevormd tot kanton. De stad Hulst werd hoofdplaats van het kanton. Het platteland rondom de stad werd opgedeeled in communes. Ook het rechtssysteem werd door de Fransen gewijzigd.. De oude vierschaar van Hulster Ambacht werd toegevoegd aan de Provincie Zeeland. Sindsdien wordt gesproken van Zeeuws-Vlaanderen. Het kanton werd opgeheven, de communes werden zelfstandig en voortaan gemeenten genoemd. Zij werden bestuurd door een schout (later burgemeester) en een aantal raden. Hiervan zouden er 2 als assessor dienst doen, later wethouders genoemd. Dit is de basis voor de huidige gemeentelijke organisatie.
In het voormalige gebied van Het Hulster Ambacht werden 8 gemeente gevormd, t.w.: Hulst, Hontenisse, Hengstdijk, Ossenisse, Sint Jansteen, Graauw en Langendam, Clinge, Stoppeldijk. De gemeente Boschkapelle behoorde vanouds tot Axeler Ambacht. In 1936 werd deze samengevoegd met Stoppeldijk, Hengstdijk en Ossenisse tot de nieuwe gemeente Vogelwaarde. De rechterlijke organisatie veranderde nog eens in 1838. Toen werden de vredegerechten opgeheven en vervangen door kantongerechten. Het kantongerecht Hulst zou blijven bestaan tot 1934.
Het historische pand
Het 1e pand van Hulster Ambacht zou aan de Overdamstraat hebben gestaan. Daarvan is sprake op het moment dat aan de graaf van Vlaanderen toestemming wordt gevraagd voor het bouwen van een nieuw huis aan de Steenstraat in Hulst. Dat was nodig omdat het oude gebouw door brand was verwoest. De magistraat vergaderde sindsdien in herbergen maar was daar niet zo gelukkig mee. In 1575 kwam hieraan een einde toen het pand van Mr.Jacop Gheerolf in de Steenstraat kon worden gekocht. Het preceel strekte zich uit van de Steenstraat tot aan de huidige Grote Zwanenstraat. Sinds die tijd beschikte de magistraat van Hulster Ambacht over een eigen vierschaar en schepenkamer. Verder hadden de schepenen op de begane grond de beschikking over een grote keuken, een achterkamer, een kelder en een paardenstal en op het 1e verdiep 3 kamers en een zolder. Voor het beheer van het gebouw stelde de magistraat in 1580 de Heer Hendric Bras als conciërge aan.
In 1645 liep het gebouw schade op ten gevolge van de belegering van de stad. Er moesten fondsen gevonden worden voor herstel. Uiteindelijk kon in 1655 een grote verbouwing plaatsvinden. De voorgevel van het bestaande pand werd afgebroken, evenals de naastgelegen woning van Jan Kervinck, die bijhet nieuwe 's Landshuis zou worden getrokken. De gevel kreeg 2 verdiepingen met op elke verdieping 6 grote dubbele ramen. In het midden van de begane grond kwam een monumentale ingang met boven de toegangsdeur de wapens van de Staten-Generaal en het Hulster Ambacht in witte bentemersteen. Daarmee werd ook het venster boven het balkon versierd. In het voordak, gedekt leien, werden aan de straatzijde 2 vensters aangebracht. Midden op de nok kwam een achtkantig torentje, om daarin de klok te kunnen hangen. De verbouwing werd uitgevoerd voor een bedrag van ruim fl 3.630,00. Na afloop had het gebouw het uiterlijk zoals het er vandaag de dag nog uitziet. De magistraat van Hulst bezat de hoge en lage jurisdictie. Zij mocht dus rechtspreken in alle civiele en criminele zaken en ook in zaken die met de doodstraf konden worden bestraft. In de grote kamer op de benedenverdieping (rechts van de ingang) zetelden de schepenen als de vierschaar was gebannen. In deze rechtszaal stonden eeuwenlang de inwoners van het Hulster Ambacht terecht.
"De Gerechtigheid" van Jacob Jordaens.
Om de rechtszaal aan te kleden, bestelde de magistraat in 1663 een schilderstuk voor de grote schouw in het vertrek. Voor de opdracht viel de keuze op Jacob Jordaens. Er was maar één eis. De voorstelling moest "crachtich representeren de justitie". Jordaens slaagde daar buitengewoon in. Zijn schilderij werd een drieluik met de titel "Mozes en de Wetstafelen". In de volksmond kreeg het de naam "Gerechtigheid". Sinds het Museum Hulst in het 's Landshuis is gevestig is dit prachtige schilderij in al zijn glorie weer in het 's Landshuis te bewonderen.
Diverse gebruikers
Na de opheffing van de magistraat van Hulster Ambacht in 1795, werd het 's Landshuis in gebruik genomen door de president van het nieuwe gevormde kanton Hulst. Het werd gebruikt voor zijn vergaderingen met zijn officiers municipal. Het stadhuis aan de Grote Markt verkeerde in bouwvallige staat. Het stadsbestuur had geen geld om het stadhuis te restaureren en burgemeester en wethouders van Hulst trokken daarom ook in het leegstaande 's Landshuis. Zonder officiële eigendomsoverdracht gebruikte het stadsbestuur het gebouw daarna vele tientallen jaren als bestuurszetel. Nadat ook de nieuwe manier van rechtspreken wet was geworden, nam ook de Vrederechter zijn intrek in het gebouw en vanaf 1838 diens opvolger, de Kantonrechter. Beiden beschikten over in het 's Landshuis ook over een huis van bewaring. Vanaf 1815 werden ook de zittingen van de Militieraad, verantwoordelijk voor de inlijving van de dienstplichtigen, hier gehouden en hield ook de arrondissementsijker er kantoor. Al die jaren werd het onderhoud aan het gebouw bekostigd door het stadsbestuur. Nadat het stadhuis in de jaren '40 van de 19e eeuw was verbouwd, verhuisde het stadsbestuur in 1846 weer richting Grote Markt. In het 's landshuis was daarna ruimte voor huisvesting van dre marechassee. In dejaren '60 en '70 van de 19e eeuw werden de kelders van het gebouw verhuurd aan brouwer Joseph van Heteren en werd er ruimte gereserveerd voor het rijkstelegraafkantoor. Omstreeks 1920 had het 's Landshuis echter de meeste van zijn functie's verloren. Alleen de marechaussee en de kantonrechter zetelden er nog. Een heel geschikt moment om het gebouw te verkopen aan het Rijk, meende het stadsbestuur. 's Landshuis ging over in eigendom naar het Rijk in 1921 voor zo'n fl.9.500,00. Als goede gunst bepaalde het stadsbestuur dat het Rijk het schilderij van Jordaens in bruikleen kon krijgen, voor onbepaald tijd. Nadat in 1933 het Kantongerecht werd opgeheven, werden delen van het gebouw door het Rijk verhuurd en in gebruik gegeven aan de Belastingdienst, het Arbeidsbureau en de Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten. Het bruikleen voor onbepaalde tijd van het schilderij van Jordaens duurde niet lang. In 1951 zegde het stadsbestuur het bruikleen reeds op en vervoerde het schilderij naar het stadhuis. Daar kreeg het een plaats in de nieuw ingerichte trouwzaal, de plaats waar vandaag de dag een replica van dit werk bewonderen is.
Binnentuin
Als u de achterdeur van het Landshuis opent, stapt u de tuin in. Het metselwerk bestaat uit gele IJsselsteentjes, terwijl het Landshuis zelf is opgebouwd met grijsrode IJsselsteentjes.